“Je bent een winnaar!”
Hoewel we sterk en moedig zijn, zitten we toch samen te huilen op mijn bank. Dikke vette, kletsnatte tranen. En we lachen. Ik stel me Coco voor die in een zwembad ligt en zes ballen tegelijk onder water probeert te houden. Een heel eigenaardige worsteling waarbij ze haar lichaam in allerlei onmogelijke bochten wringt. En dan PLOP! schiet er een bal omhoog. TADAAA!
Het is natúúrlijk veel fijner om al die ballen rustig te laten dobberen. Ja, ze zijn er wel en het is wat onhandig met baantjes trekken, maar zo kán je tenminste baantjes trekken.
Clichés en goedbedoelde adviezen boren zich als spijkers in mijn ziel. Heel scherp. En pijnlijk. Nog pijnlijker om ze eruit te halen, want dan gaat het ineens bloeden.
Ik ben zo ontzettend moe. Ik wil even een pauze van mezelf, dat hoofd moet uit. Of eraf. Ik ben heel hard aan het werk, zo voelt het. Het is mijn manier om met mezelf om te leren gaan. Het kost ongelooflijk veel energie en dus, ben ik zo ontzettend moe.
Ik wil op vakantie. Ik wil naar buiten. Heb ik nog vrije dagen?
Een totale omslag. Het is raar dat ik ineens heel vroeg wakker word en eruit wil. Het is raar dat ik ineens geen honger meer voel, maar het komt me stiekem ook wel goed uit, hoef ik eindelijk eens geen moeite te doen om niet te eten. Het is ook wel een beetje raar dat ik ineens ga schrijven. Ik voel me er vreemd genoeg goed bij. Ik durf te dromen. Ik heb door dat ik net zo goed stress krijg van de brainstorms en alle creativiteit die er los komt, maar het is wel iets positiefs. Het houdt me op de been.
Wankel. Ik moet goed voor mezelf zorgen, is de opdracht van de huisarts en iedereen om me heen. Vastberaden ga ik aan de slag, althans ik probeer het. Maak lijstjes. Wat is het minimale dat ik moet doen om mijn eigenwaarde te behouden. Slaaphygiëne, douchen, aankleden, tanden twee keer per dag poetsen, toch wel af en toe je huis schoonmaken. Eten. Drie keer op een dag. En naar buiten. Ik doe het, omdat ik een opdracht heb. Maar ik voel er niets bij. Het moet, anders word ik niet beter.
Ik schrijf in mijn dagboek en de plannen voor “Walking the Via Dinarica” vormen zich. Brainstorms, ik zie mogelijkheden en voel een krachtje. Alleen een beetje jammer dat ik nu nog niet eens naar de supermarkt kan lopen zonder benauwd en kortademig te zijn. Dat het me überhaupt moeite kost om de deur uit te gaan, want voor het zover is moet je eerst zorgen dat je toonbaar bent, dat je je spullen pakt, nadenkt over welke spullen je allemaal mee moet nemen. Je wil eigenlijk je poncho aan, maar dat gaat niet met een rugzak. En het regent. Ik kan zo drie uur verder zijn, voordat ik daadwerkelijk op straat sta.
In de supermarkt is het niet een kwestie van gewoon even boodschappen doen. Gelukkig heb ik een lijstje, maar een supermarkt is een opgave als je zwaar overprikkeld bent. Mensen, heel fel licht, geluid, allerlei geurtjes, overal spullen en keuzes. Heel veel keuzes. Van neem ik een mandje of een karretje tot en welke pindakaas moet ik in hemelsnaam kopen? Uiteindelijk voel je je licht worden in je hoofd, de suis, je benen worden slap en de schappen beginnen te draaien. Misselijk. Op je laatste kracht weet je naar buiten te komen, naar de frisse lucht. Maar eenmaal buiten heb je geen energie meer om terug de winkel in te gaan en te doen waar je voor gekomen bent. Boodschappen. Naar huis, zo snel mogelijk.
Gek genoeg blijft het gevoel dat dit belachelijk is, ook al voel je instinctief wel aan dat het echt niet goed zit. Je houdt jezelf groot, want je moet tenslotte door. Maar van wie? Voor wie? Een bedrijfsarts die je vergeet terug te bellen? Een bedrijfsarts die slechts een vragenlijst af vinkt? Een Payrollbureau dat een instantie in dienst heeft om zieke werknemers zo snel mogelijk weer terug de werkvloer op te krijgen? Of voor de wet, omdat je wettelijk verplicht bent een BIG-registratie te hebben als je als fysiotherapeut wilt werken? Het is zo ontzettend moeilijk om je niet machteloos te gaan voelen. Misschien nog wel moeilijker om er tegenin te gaan en niet aan de verwachtingen te voldoen.
Door erachter te komen dat het deze geiten (Neem een Geit – Claudia de Breij) zijn die mijn herstel belemmeren, dat het deze geiten zijn die mij dwingen om mezelf te negeren zoals zij dat doen, kon ik uiteindelijk inzien dat ik dit niet wil. Na drie maanden wist ik, ik hou dit niet langer vol. Ik heb ook ontdekt dat er een verschil is tussen angstaanvallen en een diepgewortelde sluimerende angst. Dat is iets anders dan een geit. Of een beer op de weg. Die sluimering kan je niet door te benoemen en een weloverwogen beslissing te nemen, de deur uit doen. Déze angsten kosten tijd.
Mijn strategie was om erover te praten. Met mijn ouders, met vrienden en af en toe met de huisarts. Ik was bang dat ik ze zou afschrikken met mijn verhaal. Ik was bang dat ik teveel medelijden met mezelf zou hebben. Dat ik op de vlucht sloeg. Dat ik overdreef of het mezelf aan praatte. Ik was bang dat ik het niet goed deed, dat ik mijn herstel alleen maar belemmerde, omdat ik het niet eens voor elkaar kreeg om meer dan vier uur te slapen en eten een hele opgave was. Is. Praten, praten, praten. En hyperventileren. En schrijven.
Ik probeer de verantwoordelijkheid bij mezelf neer te leggen, maar ik spreek mijn angsten wel uit. Ik wil het niet langer voor me houden. Door te bloggen deel ik het met nóg meer mensen. Het maakt me ongelooflijk kwetsbaar, maar ik voel me er ook sterk door. Misschien dat het meer is dan zelfbescherming, misschien heeft iemand anders er ook iets aan. Ik weet dat niet iedereen het op prijs zal stellen, maar ik probeer de reacties zoals “schaamteloze zelfpromotie” af te wegen tegen de positieve en bemoedigende berichten.
Moed en schaamte. Geen energie, maar wel dat bronnetje. Een oerkracht. Ik blijf ‘m zien en stiekem ook wel voelen. En er is vriendschap. Een oerkrachtje en vriendschappen houden me overeind. Ik ben zo blij dat ik het blijf zien, al blijf bang voor het moment dat dat niet meer zo is. Dat ik niets meer voel. Ik weet nu dat het donker kan zijn, maar ik kan nog naar boven kijken. En ik weet ook dat alles in beweging is en blijft, daardoor hou ik hoop. Het voelt egoïstisch om hier anderen mee lastig te vallen. Door met anderen mijn zorgen te delen gaan zij zich ook zorgen maken. Dan gaan ze oma Coco opbellen terwijl ze in de Ardèche zitten. Oma Eva reageert namelijk niet. Die zit onder een dekentje op de bank en krijgt het benauwd bij de gedachte dat ze al haar vrienden, die haar enorm steunen in deze angstaanjagende tijd, een al dan niet geruststellend berichtje terug moet te sturen. Dat was de kerstvakantie. Twee weken donker.
Nu is het al bijna een maand licht. En er gebeuren goede dingen. Een week geleden kon ik eindelijk terecht bij de GGZ, ik krijg eindelijk professionele hulp. Eindelijk is er iemand die zegt waar het op staat. “Ik denk dat jij een burn-out hebt.” Burn-out betekent dat het er allemaal bij hoort. Herkenning en erkenning. Dat een arts mij eindelijk een diagnose heeft gegeven, betekent dat ik al mijn klachten en kwaaltjes in een hokje kan stoppen. Waar een uitgebreid bloedonderzoek me geen geruststelling kon geven, geeft een door de psycholoog gestelde diagnose me de rust die ik nodig heb. Ik hoef me even geen zorgen meer te maken. Of toch wel? Angst en twijfel.
Er kan van alles mis gaan. Je kan van alles overkomen of krijgen. Internet helpt daar echt niet bij. En boeken lezen ook niet altijd. Zeker niet als je je afvraagt of je niet gewoon een beetje autistisch bent én bang bent om in een psychose terecht te komen. Paaz en Up. Een vriendin had het boek in de kast staan, maar zei dat het “nu misschien een beetje te heftig zou zijn”. Bij een andere vriendin stond het ook in de kast en zij zei “oh dat je mag je wel lenen hoor” zonder dat ik erom durfde te vragen. Toen was het einde eventjes zoek. Praten, praten, praten. En hyperventileren. En schrijven.
Ik ben extreem vroeg wakker. Wanneer het afgelopen maanden vaak 04.00 uur of met een beetje mazzel 06.00 uur was als ik in de keuken op de klok keek, was het vandaag 01.39. Ik dacht dat de stroom moest zijn uitgevallen en zette mijn laptop aan. Oh. 01.42 uur. Maar het voelt alsof ik zeker 10 uur in bed heb gelegen. Ik kan niet meer slapen. Ik zit ’s nachts een blog te schrijven. Ook dit komt wel weer goed, ik blijf erbij, ik heb mijn hulplijnen ingeschakeld. De balletjes mogen dobberen.
In haar boek Neem een Geit, vertelt Claudia de Breij ‘Een verhaal waar je echt wat aan hebt in je leven’. Het gaat over een arme, oude Joodse man die samen met zijn vrouw en vijf kinderen in een klein hutje woont. Hij vraagt de rabbijn om hulp vraagt, omdat hij ten einde raad is. De rabbijn zegt dat hij een geit in huis moet nemen. De arme man doet dit, maar de geit maakt het hutje nóg voller. Wanneer hij een week later wederom de rabbijn om hulp vraagt, zegt de rabbijn dat hij die geit weg moet doen.
Kortom, een geit weg doen, geeft ruimte.
Mooi geschreven. Veel sterkte met het volgen van je weg. Ik geloof in je!
Mooi Eva, je bent nu twee jaar verder, en kijk eens, wat er anders is! Knap hoor!
Beste Eva. Wat een oerkracht heb en ben jij. Voor jezelf en ook voor anderen. Door te blijven geloven in jezelf ben jij gekomen waar je nu bent. En dat is een heel end . Ik heb met enthousiasme je verhaal gevolgd. Je ups en downs en heb veel bewondering voor je. En wauw wat kun jij mooi schrijven!