“Ik heb eindelijk je waterfilter gebruikt!” Voor vertrek kreeg ik van een vriendinnetje een super-de-luxe waterfilter cadeau. Eentje die ik prachtig op de enorme drinkzak die ik van hetzelfde vriendinnetje, Sytske, te leen heb, kan draaien. Tot nu toe was het slechts extra gewicht, maar tijdens mijn 29e loopdag, werd ik voor het eerst met het “water is op en er zijn alleen vieze bronnen” probleem geconfronteerd.
Na Lukomir was Blace (Višegrad) de eerste plek waar ik mijn watervoorraad zou kunnen bijvullen. Ongelukkig keek ik naar de put. Bah, spinnenwebben, onheilspellend water, gekke geur, maar belangrijker – hoe kom ik erbij? Ik voelde me zo’n amateur. Had ik een opvouwbare emmer mee moeten nemen of zo?
Ik keek om me heen, struinde wat in het door de oorlog verwoeste dorp rond. Meer van dezelfde putten die ongeveer in dezelfde staat verkeerden. Hier en daar had een inmiddels onherkenbaar dier de dood gevonden tijdens een poging zijn dorst te lessen. Hmmm.
Water filteren
Toch maar naar beneden naar het meer dat meer weg had van een moeras. Vliegen, prikkebeesten en poep. De brandnetels maakte het water onbereikbaar. Rondje om het meer. Ha, een uitloper. Yes. Tijd voor de waterfilter! In Nederland had ik samen met Sytske geoefend en nu kon ik eindelijk mijn skills in praktijk brengen.
Hemeltje! Reusachtige kikkers. Het water dat ik van plan was om te gaan filteren werd bevolkt door een enorme kolonie vrolijk kwakende kikkers. “Wat kom jij hier doen? Dit water is van ons.” Kwaakten ze terwijl ze trots bleven zitten. Nou ja zeg, het moet niet gekker worden.
Voorzichtig liep ik naar het water toe. Nog meer poep. Koeien hebben vier magen, gaat het water dat ze drinken ook door alle vier? Hoe dan ook, ik had geen keuze. Onhandig wierp ik het slangetje zo ver mogelijk weg van de poep en deed een paar stapjes het water in om niet teveel zand van de bodem in de filter te krijgen.
Ik nam een alles behalve ergonomische houding aan en begon met mijn armen naar voren gestrekt te pompen om het slangetje nog net iets verder van de kant af te krijgen. Wat zou het ook alweer moeten zijn, een liter per minuut? Ik geloof dat ik een half uur nodig had voor die ene liter.
Whaah! Help bloedzuigers! Met een bizarre sprong vluchtte ik water uit. In de poep. Doorpompen. Dorst! Lamme armen. Dorst! Ik was me ongelooflijk aan het aanstellen. Stadsmeisje ten top! Een eeuwigheid later had ik volle waterzak. Triomfantelijk klauterde ik terug naar boven. Naar een kerk waar een eenzame auto geparkeerd stond. Ik twijfelde of ik zou moeten wachten tot de eigenaar terug zou komen en wellicht betrouwbaarder water voor me had. De dorst won het.
Na het gefilterde water in mijn drinkfles te hebben overgegoten en het uitgebreid besnuffeld en bekeken te hebben, waagde ik me aan het eerste slokje. Gewoon water. Lekker zelfs. Gulzig dronk ik door. Een stemmetje zei me dat ik zou moeten wachten om te checken wat mijn maag zou doen, maar de dorst won wederom.
Rakitnica kloof
Plotseling werd het stil. Rust. Wow wat een rust. Nu ik weer water had kon ik ontspannen. De storm aan gedachtes, rampscenario’s en dorstige kreten was gaan liggen. Ik bevond me in een verlaten dorp aan de rand van de Rakitnica kloof waar ik de hele dag had langs gelopen.
De stilte, de verlaten- en de weidsheid maakten iets los. Het was er prachtig. Hier hebben mensen gewoond, midden in de bergen. Die mensen zijn er niet meer en hun huizen zijn in ruïnes veranderd. De laatste dagen drukt de oorlog zijn stempel. In Treskavica is een groot deel niet toegankelijk in verband met de mijnen die er vermoedelijk nog liggen.
Kerken, moskeeën en orthodoxe kloosters wisselen elkaar af. Soms wordt me gevraagd wat voor geloof ik heb, maar over het algemeen lijkt het er niet toe te doen. We praten over het weer, de bergen, de natuur en de wilde dieren. Over familie, vrienden en werk. En natuurlijk over mijn avontuur en de Via Dinarica.
De oorlog wordt genoemd, maar is nauwelijks het gespreksonderwerp. Nu hier in Blace, is het onvermijdelijk. Alleen ben ik alleen. Dat kwam er los. Rustig liet ik de heftigheid van de geschiedenis waarover ik slechts het een en ander heb gelezen of opgevangen heb, over me heen komen.
De storm is gaan liggen.
Dorst is gelest.
Oorlog uitgevochten.
Maar de sporen blijven zichtbaar.
O o wie had dat gedacht maar je zal maar dorst hebben.