​”Mamma! Mamma!” Geschrokken kijk ik om me heen. “Mamma, wo bist du!?” Hoe is het mogelijk, het is bijna donker. Even later komt er een meisje mijn kant op gelopen. Haar stem trilt en ze ziet er bang uit. Dat ik zo laat nog rond loop is tot daar aan toe, maar een kind van hooguit 14, dat is niet oké. “Heb je een vrouw gezien?” vraagt ze in het Duits. “Nee, nee. Waar heb je je moeder voor het laatst gezien?” Ik begrijp haar antwoord niet. “Er is een hut hier vlakbij, zal ik je daar naar toe brengen?” Ze protesteert, ze wil blijven waar ze is. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik leg haar uit hoe ze bij de bemande hut kan komen en zeg haar dat ik beneden bij het meer zal kijken.

Over een smal paadje daal ik af naar de Wildsee. “Nur für trittsicheren” vertelt een bordje me. Dat ben ik wel, maar echt op mijn gemak voel ik me niet. Had ik dat meisje wel alleen moeten laten? Er bekruipt me een schuldgevoel. Ze had niets bij zich, geen jas, geen tas, geen zaklamp. Ik twijfel. Terug gaan? Ik hoor haar weer roepen. Ik besluit door te lopen en bij het meer te kijken.

De reden dat ik zo laat nog op pad ben, zijn de rangers. In het Nationaal Park Schwarwald is het verboden te kamperen. Er schijnt veel gecontroleerd te worden en die rangers kunnen behoorlijk pissig worden als ze je betrappen, heb ik me laten vertellen. Dus ben ik op weg naar een afgelegen meertje waar volgens mijn Wikiloc kaart een houten hutje zou moeten zijn.

Bij de bemande hut mocht ik van de eigenaar mijn tent wel opzetten, maar, zei hij, dan zou ik zeker gepakt worden. Hij wees me een veld aan op de kaart waar volgens hem niemand zou komen. Eenmaal bij die plek aangekomen bleek ik over een hek heen te moeten klimmen dat volgeplakt zat met “verboden toegang, rustgebied voor dieren” briefjes. Dan zou ik dubbel de regels overtreden. Stiekem wildkamperen op verboden terrein, dat ging me iets te ver.

Ik voel de koelte van het meer me tegemoet komen. Over het pad loopt een stroompje water, de begroeiing wordt dichter. Plots hoor ik een gek getik. Het klinkt metalig. Rechts van me zie ik een soort grot waar het water vandaan komt. De grot is afgesloten met een metalen deur. Het getik stopt. Ik weet dat het onzin is, maar ik een beeld van een vrouw, tikkend aan de andere kant van de deur doemt in mijn verbeelding op. Joh, dat is gewoon water, of zo. Voor de zekerheid tik ik met mijn wandelstok op de deur. Mijn getik wordt beantwoord. Ik vraag of er iemand is. Geen gehoor. Het getik gaat onregelmatig verder. Het zal wel niets zijn.

Vlak bij het meer zie ik ineens een schim. Een mager gestalte glipt weg tussen de bosjes. Ik roep. Geen gehoor. Voorzichtig loop ik verder. Er is een onverharde weg dichtbij. Via die weg maak ik meer kans om weg te komen dan terug over het steile “nur für trittsicheren” pad. Ik krijg het houten hutje in zicht. Tot mijn verbazing staan er voor de hut zeker twintig scouts me argwanend aan te kijken. “Hallo!” roep ik. Shit, denk ik. Gaan ze hier allemaal slapen? Ik word begroet. Zodra ze door hebben dat ik geen ranger ben, gooien ze hun tassen af en gaan door met koken.

“Hebben jullie een vrouw gezien? Er is daarboven een meisje dat haar moeder zoekt.” “Ah, ja klopt, dat is onze wacht.” Het meisje stond daar om de groep te waarschuwen wanneer er iemand aan kwam. De schim die ik had zien wegglippen was een jongen die op wacht stond bij de andere weg. “Jeetje, mogen jullie hier dan niet kamperen?” Ik had gedacht dat de scouts misschien speciale toestemming zouden hebben. Maar nee.

Op de houten hut trof ik nog meer waarschuwingen en een uitgebreid reglement aan. Het was niet alleen verboden te kamperen, je mocht überhaupt niet in de hut overnachten. Shit. Met enorme groep scouts erbij zou mijn onschuldige ‘maar ik ben een vrouw, alleen’ blik niet werken. Wat nu?

Terug naar de bemande hut. De zon is al ruim en breed onder, maar de maan geeft voldoende licht om zonder zaklamp te lopen. Samen met de opper-scout bekijk ik de kaart en ontdek een andere hut, net op de rand van het Nationaal Park. Daar gelden de Nationaal Park regels niet, hoop ik. Dit is tevens de hut die me eerder werd aangeraden, maar ik voorbij gelopen was, omdat ik per ongeluk een topje op liep. Stom genoeg zeg ik dit hardop. De scouts besluiten om ook naar die hut te gaan. Ik mag met hun mee, als ik wil. Ha, het moet niet gekker worden.

In colonne vertrekken we. Ik loop voorop. De scouts zijn traag. Er heeft een meisje diarree waar we op moeten wachten. Ik vraag me af waarom ik ook blijf wachten, maar het voelt inmiddels een beetje als een groepsexpeditie. Samen op de vlucht voor de rangers. Om de zoveel meter sta ik stil om op de groep te wachten. Ik wacht en ik wacht. En wacht. Ze komen niet. Ik zie lichtjes bij me vandaan lopen. Mijn GPS geeft inderdaad een splitsing aan. Neeeee, ze zijn toch niet de verkeerde kant opgelopen? Ik roep, geen gehoor. Ik loop een stukje terug, geen spoor. Ja, dan bekijken ze het maar.

Misschien probeerden zij van mij af te komen? Ik weet het niet, wat ik wel weet is de weg, dus loop ik vastberaden door. Het valt me op dat ik geen angst voel. Het is inmiddels half elf en ik heb nog geen slaapplaats, maar ik ben niet bang. In her ergste geval ga ik naar de bemande hut. Echt alleen in het uiterste geval, want een overnachting daar kost €33,-

De maan is vol en schijnt op mijn rug. Ik volg mijn schaduw over het pad. Een panoramaweg met zicht op de Bübbelsee. Onder me gloeien de lichten van het dal, boven me twinkelt de sterrenhemel. Ik voel een grijns. Zo mooi! Wanneer de weg een bocht maakt, zie een gebouw waar licht brandt. Zou dat de hut zijn, de hut op de grens van het Nationaal Park? Hmmmm, daar zouden geen mensen moeten zijn. Dan verschijnt er een picknickplaats. Een bankje met een stenen monument. Wow, alsof het voor mijn matje gemaakt is.

Een hele tijd later hoor ik de scouts voorbij komen. Ze zien mij niet. Ik overweeg om te vertellen dat er licht brandt in de hut. En dan? Komen ze bij mij liggen? De scouts lopen door en ik kijk naar de maan. Een grote ronde schijf. Mijn vader heeft me ooit wijsgemaakt dat er iedere avond een hond naar de maan springt en er een hap van neemt. Logisch, hoe zou die maan anders kleiner kunnen worden. Wat alleen niet begrijp is hoe ie weer aangroeit.

sTIEKEM BUITEN SLAPEN | rangers & scouts
rangers & scouts

2 Reacties

  1. Leuk spookverhaal, zo midden in de nacht. Op de vlucht voor de Rangers en de Scoutinggroep. Maar het cadeau is dan wel een te gekke slaapplek. En eh, de maan groeit weer aan omdat de hond de maan weer uitspuugt. Zoals vaker bij honden eten ze alles, ook als het niet te verteren valt. Ik wens je een goede voortzetting van je voetreis.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

EVAdinarica

Schrijft verhalen || Wandelt op de Balkan

Dit vind je misschien ook leuk...