Terwijl ik de ene voet voor de andere zet, sluit ik mijn ogen. Mijn voeten lopen door. De wandelstokken tikken a-ritmisch mee. Voetje voor voetje. Pfff. Au! Rot vlieg. Verdraaide steekvliegen die dikke druppels bloed op mijn benen achter laten. Ik wil liggen. Slapen. Ik ben kapot. Waarom? Geen idee. Doet er ook niet toe. Ik kan mijn ogen niet meer open houden. Ik wil alleen maar slapen.

Het is net drie uur geweest. Ik ben in een dal, ergens bij Weissenbach. Van een klussende kerel kreeg ik de tip om nog een klein stukje door te lopen. Naar de Riedener See. Daar zou ik een pas gemaaid veld moeten vinden waar ik in alle stilte kon kamperen. “We komen je nog wel opzoeken!” zei dat man vrolijk. Zijn zoon, met wie de man de “we” vormde, gebaarde dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Ik glimlachte en zei lachend dat ik waarschijnlijk zou liggen te slapen.

Zodra mijn tent stond, vluchtte ik naar binnen. Bloedheet, maar ik kon in ieder geval liggen zonder lekgeprikt te worden. Zonder mijn matje op te blazen of een kussen te prepareren, viel ik direct in slaap. Een hele diepe slaap.

Een paar uur later wordt ik druipend van het zweet wakker. Mijn hele lichaam glibbert. Hoewel ik mijn ogen heb geopend, kan ik niets zien. Het is donker. Het moet dus na elven zijn. Het lukt me niet om in beweging te komen. Ik lig er als verlamd bij. Op mijn rug. Armen en benen gespreid.

Het is stil. Doodstil.

Of nee, ik hoor de wolken rommelen. Ik lig en luister.

Dan hoor ik een auto. Hij rijdt op de grindweg voor fietsers. Hij komt dichterbij. De auto stopt. Mijn hart bonst. Daar gaan we dan. Ik zit (lig) niet bepaald op bezoek te wachten. Zou het die kerel van vanmiddag zijn? Ik lig en luister. Een deur gaat open. Ik hoor muziek. Nog een deur. Gegiechel. Aha, een meisje. Ik ontspan. Ik hoor een vriendelijke jongens stem. Het meisje giechelt weer. Stilte. Gegiechel.

Dan hoor ik een voetstap. Plof in het gras. En nog een. Plof. De voetstappen sluipen dichterbij. Mijn hart bonst weer. Het tentdoek ritselt. Ik hou mijn adem in. Mijn lichaam ligt nog in precies dezelfde houding. Misschien dat ik zou kunnen bewegen, maar ik hou me stil. Plof. Geritsel. Ja, er zit iemand aan mijn tent. Ik verbeeld het me niet.

De motor start. Deuren klappen dicht en de auto rijdt weg. Voorzichtig kom ik in beweging, tast naar mijn koplamp en rits de tent open. Er zit iets bij mijn schoenen. Het probeert via het tentdoek weg te komen, maar valt naar beneden. Plof. Ik schijn bij. Hebbes. Aha, een dikke kikker dus.

Met mijn slipper wip ik ‘m naar buiten. Hoppa. Weg is ie. Het is weer stil. Heel stil.

Kikker_tent_Riedener_See
Ik sluit mijn ogen en slaap verder.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

EVAdinarica

Schrijft verhalen || Wandelt op de Balkan

Dit vind je misschien ook leuk...