”Alarm, alarm! Het melkpak moet gered worden.” “Hier is de centrale, we komen eraan!” “Wil je niet weten waar je heen moet?” “Oja. Waar moet ik heen?” Behendig klikt Kilian een snapper aan zijn broek en daalt met het touw in zijn hand de grashelling af. Zijn kleine zusje Theresa wil meehelpen. Ze mag aan het korte touw. Hand in hand glijden naar beneden waar het melkpak geduldig ligt te wachten.
Fantastisch, jezelf urenlang kunnen vermaken met wat touwen en een pak melk. Ik zit aan de picknicktafel en aanschouw het kinderspel. Hoewel ik best wel een beetje Duits spreek, is het me een raadsel wat de twee kinderen me proberen te vertellen. Het gezin bij wie een nachtje heb mogen logeren komt uit een klein dorp in Bayern. Een dialect waar je u tegen zegt. Maar ook een gastvrijheid waar je u tegen zegt.
Na een lekker steil klimmetje vanuit Antholz omhoog, kwam ik ineens op een weide. Niet een weide zoals wij ze kennen, vlak met koeien een kaarsrechte watertjes ertussen, nee een weide op een berg. Glooiend, met houten hutjes. Bovenaan de weide waren twee mensen gras bij elkaar aan het schrapen. Volgens mij is dit het (weer) hooi seizoen. Overal wordt er gemaaid, geharkt en gestapeld. Regio’s hebben verschillende manieren van stapelen. In Rheinland-Pfalz werden ze opgerold, evenals in Frankrijk. Op de Balkan vlechten ze het hooi om een stok die rechtop in de grond staat en hier, in Süd Tirol, wordt het hooi in houten hutjes bewaard.
Een hond doet een poging tot blaffen, maar heeft bij nader inzien eigenlijk helemaal geen zin om te zich druk te maken. Het is vakantie, zo blijkt. De twee hooischrapers, Joahannes en Elisabeth, verblijven een weekje in Außerweger Alm, het klein houten huisje dat in het bezit van Elisabeth’s familie is. Er zijn geen koeien of schapen, het gras moest gemaaid worden, omdat het weiland, inclusief Alm, anders door het bos wordt opgeslokt.
Ik wil even op het bankje bovenaan de weide gaan zitten, maar word aan tafel uitgenodigd. “We eten heel simpel hoor, noodles met tomaten.” Met noodles bedoelen de Duitsers pasta. “Hoe simpeler, hoe beter.” antwoord ik. En dat vind ik ook. Ik kan ontzettend genieten van een warme maaltijd, maar het hoeft niet ingewikkeld te zijn. Van alle luxe en extra’s krijg ik vaak de kriebels. Met weinig ingrediënten een smakelijke maaltje bereiden, dat vind ik fijn.
Het bier komt op tafel, de kinderen gaan verder met melkpakken redden en de hond krijgt de restjes pasta. Loom kijkt ze naar de rode prak. Ruikt er wat aan, eet drie happen en sloft terug naar haar slaapplek. “Met twee kinderen heb je een hond nodig. Voor de restjes.” grapt Johannes. “Met drie kinderen, een varken.” Deze hond heeft vandaag niet zo’n zin. Ze is blijkbaar moe. Het wordt haar vergeven.
Een heerlijke zomeravond met een ondergaande zon, bergen en een leuk gesprek. We hebben het over wandelen, berghutten, Kaiserschmarre en de Zugspitze. Johannes vertelt dat er dagelijks een helikopter rondvliegt om gestrande wandelaars op te pikken. “Iedereen wil de hoogste berg van Duitsland op, het is een gekkenhuis daar.” Ik kan niet anders dan dat beamen.
Het is grappig dat dingen die ik observeer en in dit geval zelfs beschreven heb, bevestigd worden. Het is dus niet alleen mijn kritische blik of mijn overdreven bezorgdheid. Ook de sfeer in de berghutten die ik weliswaar vermakelijk vind, ongecoördineerde wandelaars met knorrige huttenwaarden, is voor de Bayerse locals een onbegrijpelijk gebeuren. “Massa’s mensen op een kleine slaapzaal, dat is toch geen vakantie?” Nou inderdaad, zo denk ik er ook over.
Elisabeth heeft een bed voor mij leeggemaakt, vannacht slaap ik met het gezin in de Außerweger Alm. Een bed, dat is echt een tijd geleden. Er is geen elektriciteit of douche, we slapen met z’n vijven in één kamer, maar het voelt als een nacht in een resort. Stilte, rust, lieve mensen en een dak boven mijn hoofd. Ik begrijp die hond wel, waarom zou je rennen, blaffen of snel je maal naar binnen schrokken als er eigenlijk geen reden voor is. Die nacht sliep ik niet alleen geweldig goed, ik kwam echt helemaal tot rust.
Nog voor ik goed en wel mijn ogen kon openen, stond Kilian alweer bovenaan de grashelling. Ik hoorde hem babbelden, maar had geen idee waarover. “Wij ook niet.” grinnikte Elisabeth. Het maakte Kilian niet uit. Vrolijk babbelde hij door terwijl Theresa haar spronglanding oefende. Een belangrijke vaardigheid voor een bergredding.
“Kom je aan tafel?” Verbaasd kijk ik op. Er staat een grote schaal met een soort van gescrambelde, fluffy pannenkoek erin. Ik had me laten ontvallen dat ik nog nooit Kaiserschmarre had gegeten. De drukte in de Oostenrijkse hutten maakte dat ik zo snel mogelijk doorliep, maar ook dat ik dit klassieke gerecht aan me voorbij heb laten gaan. Wat een zaligheid, het is maar goed dat ik Oostenrijk uit ben, want dit smaakt absoluut naar meer.
Aangezien ik geen foodblogger ben, heb ik geen foto van de Kaiserschmarre gemaakt. Ik vind niets irritanter dan foto’s maken van eten of mensen. Of etende mensen. Ik heb het gevoel het moment te bederven. En het voelt vaak ongepast. (En mijn “food-foto’s” zien er niet uit) Achteraf vind ik het vaak jammer. Vooral van de mensen. Daarom heb ik heel bewust wel een foto van de Alm gemaakt. Terwijl ik daarmee bezig was, kwam Theresa met haar kindercamera naast me zitten. Gezellig samen wat kiekjes maken en daarna hop, de berg op, want het melkpak schreeuwt om hulp.
Weer een leuk verhaal fijn dat ik mee mag genieten.
Haha, dank! En graag gedaan 😉