Ik lig al vroeg in m’n tent. Eerst om te schuilen voor de regen, daarna voor de wind. Terwijl ik me probeer te concentreren op een nieuw boek, hoor ik ineens voetstappen. Ze komen dichterbij. Een jongen in korte broek met een dagrugzak komt aangesloft. Echt energiek ziet ie er niet uit. Hij loopt zonder mijn tent een blik waardig te gunnen op de hut af. Die is dicht. Hij klopt. Niets.
“Hello” zeg ik vanuit m’n tent. Ik voel me een beetje ongemakkelijk, wat zal ik zeggen? Dat de hut dicht is ziet ie zelf ook wel. Het ziet er niet naar uit dat de jongen een tent mee heeft. Hij lijkt überhaupt niet veel mee te hebben. Wat doet ie hier? Behalve de dichte hut is er niets. “Oh hallo” zegt ie terug. Ik vraag of hij Engels spreekt, hij vraagt in het Engels of ik een toerist ben. “Ja zoiets, ik ben een wandelaar. En jij?” Hij denkt even na. “I’m a passenger” besluit ie dan. Interessante woordkeuze. Een voorbijganger.
De voorbijganger is op weg naar Bosnië en Herzegovina, net als ik. Hij komt uit Duitsland en loopt door de bergen, waar je onofficieel en ongemerkt de grens over kan steken. Hij vraagt of ik water heb, ik zeg hem dat er achter de hut een put is. Meteen heb ik spijt dat ik hem niet gewoon mijn water heb gegeven, dus kruip ik m’n tent uit en haal m’n waterfilter tevoorschijn om het putwater drinkbaar te maken. Hij blijkt alleen niets te hebben om het in te doen. Ik voel verbazing. Hoe kan je je hier in deze droge bergen begeven zonder drinkfles?
Ongemak en nieuwsgierigheid
De jongen ziet er besluiteloos en zelfs reddeloos uit, maar ik weet niet zo goed wat ik moet doen behalve hem mijn plastic fles met gefilterd putwater geven. Ergens komt het ongemak ook doordat ik me kwetsbaar voel. Weliswaar ligt de hut aan een weg, maar er is hier niemand in de wijde omgeving te bekennen. De jongen is op z’n zachts gezegd geen alledaagse voorbijganger. Wat is er aan de hand? Nieuwsgierigheid en ongemak overlappen.
Er komt een praatje tot stand dat zijn situatie wat verhelderd. Het wordt er niet “normaler” op, maar wel minder ongemakkelijk. Behalve dorst, blijkt hij ook honger te hebben, of ik iets te eten heb. Ik diep twee blikjes vis uit mijn tas op en geef het hem. Ergens schaam ik me dat ik niet veel meer te bieden heb, maar hij zal het moeten doen met waar ik het mee doe. Noodles! Ik heb nog een pakje noodles bedenk ik me. Omdat hij geen brander heeft, pak ik mijn benzinebrander erbij en kook wat water. Het is geen vijfsterrenmaaltijd, maar hij is een dankbare eter. “You safed me.”
Wow, iemand redden met vis en noodles.
De voorbijganger en ik
De voorbijganger kan geen kant op. De hut is dicht en hij heeft geen slaapspullen. Ik heb het inmiddels alweer koud gekregen, maar blijf nog een tijdje zitten kletsen. Als hij hier buiten gaat slapen, is het minste wat ik kan doen hem gezelschap houden. Maar dat niet alleen, we kletsen gemakkelijk over van alles en nog wat en ik zie ondanks zijn bizarre situatie, overeenkomsten tussen ons. We hebben dezelfde leeftijd, komen uit een vergelijkbare omgeving, maar kunnen allebei daar onze draai niet echt meer vinden.
Al met al mag ik hem wel en bedenk me dat ik zelf misschien ook een ietwat vreemde indruk maak. Ik lig on zes uur ’s avonds in een minitentje voor een gesloten hut een boek te lezen. Voor wie geen idee heeft dat hier een wandelroute loopt of voor wie überhaupt geen idee heeft van kamperende wandelaars, is het natuurlijk onbegrijpelijk dat ik dit vrijwillig doe. Voor mijn plezier. Het grote verschil is dat ik een vrouw alleen ben en mannen over het algemeen iets minder van een rondtrekkende vrouw hebben te vrezen, dan andersom.
Ik besluit hem te vertrouwen. Het lijkt me niet dat hij er op uit is om mij iets aan te doen, hij zou me hoogstens van mijn kampeeruitrusting kunnen beroven, maar daar zie ik hem niet voor aan. Hij is gewoon heel vriendelijk en dankbaar. Ik zou willen dat ik hem meer kon helpen, ik voel me zelfs een beetje bezwaard over mijn luxe situatie, namelijk een droge, relatief warme plek om te slapen. Met een knoop in mijn maag zeg ik hem dat ik ga slapen. Ohw, dat gaat zo’n lange, koude nacht voor hem worden.
Angst enzo
Stiekem vind ik het best lastig om dit te schrijven, omdat ik denk dat deze voorbijganger mijn website gaat bekijken. Ik denk dat ik bang ben om hem te kwetsen als ik zeg dat ik het best spannend vond, misschien zelfs wel een beetje bang was. Nu achteraf weet ik dat er niets vervelends is gebeurd, maar eerlijk is eerlijk, ik heb die nacht natuurlijk niet zo goed geslapen. Ik vind het vreselijk stom, maar alle mogelijke rampzaligheden schoten ongewild door mijn hoofd.
Los van mijn kwetsbare situatie, maakte ik me zorgen om hem. Ik kon het maar met moeite warm krijgen. Daarbij, als er ook maar een klein windje zou optrekken, zou hij net als ik die middag, hartstikke onbeschut zitten. En dan heb ik het nog niet eens over regen. Hem bij mij in de tent laten slapen was echt met de beste wil van de wereld niet mogelijk. Oké, met de beste wil misschien wel, maar het is een inimini één persoons tentje waar ik zelf achterstevoren in moet kruipen om erin te komen. Ik kan niet anders dan liggen. Met z’n tweeën is echt, echt heel erg krap. Maar ja, wat als hij nou dood vriest? Pfff.
Ik hoor honden blaffen. Gezien de kapot gescheurde vuilniszak voor de hut, zou het me niets verbazen als die honden ’s nachts hier zouden rondstruinen. Dat zou niet de eerste keer zijn dat ik dat mee maak. Er komt gehuil vanuit de bergen dichterbij. Nee hè, ook nog eens wílde honden. Dat dit wel eens wolven kunnen zijn geweest, kwam pas de volgende morgen in me op.
De volgende ochtend
Om vijf uur vind ik het mooi geweest. Vanuit mijn warme stulpje steek ik mijn hoofd naar buiten. Ik zie de voorbijganger heen en weer lopen. Man oh man. Ik verzamel moed en begin onhandig vanuit mijn tent thee te zetten. Routinematig maak ik ook meteen havermout klaar. Zelf heb ik nog geen zin om te eten, maar ik wil de voorbijganger iets warms aanbieden. Tot mijn verbazing heeft ie geen trek. Nou ja zeg, slaat ie zomaar een super voedzaam ontbijt over. Ik weet dat er niet smakelijk uit ziet, maar het is goed weg te krijgen. Helaas, hij wil niet. Wel weet ik hem nog een blikje vis mee te geven. Dat is tenminste iets.
Samen filteren we twee flessen putwater en langzaam maar zeker komt de zon op. Tijd om te gaan. Hij vraagt waar ik heen ga. “Naar die berg daaroo, Kamešnica.” Vanuit daaroo ga ik zelf ook de grens naar Bosnië en Herzegovina over, maar dat gaan zeker twee wandeldagen worden. Ik probeer aan de hand van mijn GPS een makkelijk vindbare en wandelbare route voor hem te vinden. We lopen een halfuurtje of een uurtje samen op totdat er een onverharde weg richting Maglaj gaat. Daar slaat de voorbijganger af. Omhoog naar Bosnië en Herzegovina.
Ik hoop voor hem dat ie wat bivakhutten tegen komt waar hij ofwel kan slapen of nog wat eten vindt. Ik hoop dat ie ondanks zijn moeilijke situatie toch een beetje van de omgeving kan genieten en dat ie water vindt en dat ie… Ik hoop gewoon dat ie goed terecht komt en dat ik me onterecht zorgen maak. Of ik het te weten ga komen weet ik niet. Denk het niet. Dat heb je met voorbijgangers, die gaan voorbij.
Prachtig onderweg verhaaltje, waarbij me toch een gedachte bekruipt, en ik zeg het gewoon.
Waar is de rest van het verhaal over deze toevallige voorbijganger ?
Júist deze onverwachte ontmoetingen leveren zoveel rijkdom op.
Geen kritiek, begrijp me goed, want ik geniet tóch van de tochten.
Ik begrijp je heel goed, in feite mist het verhaal van de voorbijganger zelf (bedoel je dat?). Ik heb het gevoel dat het niet aan mij is om te vertellen. Het is en blijft internet en als deze jongen niet gevonden wil worden, wil ik niet dat mijn verhaal mogelijke aanknopingspunten geeft. Hmmm, maakt het nog mysterieuzer
Aha, ik snap ‘m. In de loop der jaren heb ik een aantal momenten gehad waarin ik door toeval mensen ontmoette waarmee ik vooraf nooit kontakt mee gehad zou hebben. Meestal maak je keuzes, soms bieden die momenten zich gewoon aan, en stuk voor stuk waren het kleine pareltjes. Ze voegden iets toe aan m’n kennis, m’n levenswijsheid. Laat ik in hem gedachten en via jou alle geluk toewensen op z’n moedige tocht.
En bedankt he, dat je hem de anonimiteit gunde én wat van jouw geluk met hem wilde/durfde delen.
Lastig om iets moois te schrijven zonder de voorbijganger in verlegenheid te brengen. Hoop dat je hem nog een keer tegen komt en ev wat meer kunt vertellen of hij goed terecht is gekomen. Mister Mistery
Dat hoop ik ook!
Toch wel eng, je gaat toch niet met niks op pad. Ben je alweer op weg.
v.raagteken doet het niet